donderdag 26 november 2009

Adriaan de Roover over Boest


(foto©Katell Bertrand)

BOEST is geen bloemlezing in luxe-verpakking, maar een verzameling gedichten van jonge mensen die aan het begin van hun dichterschap staan en hier hun eerste stappen zetten op het gladde ijs van de dichtkunst.
BOEST is mij sympathiek omdat het een werkdocument is, (een proefstuk = een waagstuk) waarin jonge dichters hun poëtische proeven noteren en sans gène hun zwakke en hun sterke kanten tonen.
...


(Lees de volledige recensie door aan te klikken)

5 opmerkingen:

  1. Kan die recensie niet wat korter?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zijn opmerkingen over Christophe Vekeman, Mauro en Antoine Boute vind ik getuigen van zeer veel diepgang en inzicht in de poëzie in het algemeen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. "De poëzie van Fierens is niet beter maar ook niet slechter dan deze van de andere Boesters. Mééér zelfs. Zijn poëzie behoort tot het betere werk dat in deze Boest-bundel staat."
    Niet beter, wel beter, wat zal het zijn Adriaan?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. In een online recensie van De Roovers verzamelde gedichten door de Achiel van den Branden lees ik:

    ..."De Roover strooit nogal kwistig rond met woordspelingen, van het soort dat op een groot bataljon tegenstanders kan rekenen: "het hoerwoud", "nevelleven", "de hangende tonen van babylon", "de handen wassen in vermoorde onschuld", "alleen de weerhaan weet waarheen"...

    Als ik moet kiezen tussen de woorddiarree waarmee De Roover het gros van de 'boesters' associeert, of zijn eigen geurloze taalconstipatie in voorgaande regels, is de keuze snel gemaakt.

    Komaan zeg: "alleen de weerhaan weet waarheen". Als ik niet beter wist zou ik denken dat het er eentje was van Phil Bosmans of, jawel, van Herman de Coninck.

    Recensenten bespreken een boek doorgaans binnen een door henzelf bepaald referentiekader, waarin zij zich op hun gemak voelen, zij analyseren teksten met de instrumenten die ze beheersen. Helaas voor de vele auteurs uit ons taalgebied lijkt dat referentiekader steeds kleiner te worden; veel poëzierecensies missen dan ook elke voeling met hun onderwerp, en schieten er maar wat op los in de hoop ergens een keer doel te treffen.

    De recensie van De Roover is in hetzelfde bedje ziek. Hij klampt zich vast aan zijn oude inzichten terwijl de wereld en daardoor ook de manier waarop kunstenaars die bekijken, fundamenteel is veranderd. Panta rhei. Een goede recensent probeert zich in te leven in de motieven en drijfveren van de dichter, hij moet m.a.w. zijn eigen referentiekader verlaten en zich in dat van de dichter begeven; to boldly go where no man has gone before (dixit captain Kirk)... Dat moet het startpunt zijn van een zinvolle bespreking die leidt tot nieuwe inzichten, zelfs als hij lang niet alles begrijpt wat de dichter zegt.

    Wat deze generatie dichters onderscheidt van de voorgaande is dat zij meer dan ooit (en zeker sinds de komst van het internet), op een maniakale manier, welhaast 24 uur per dag bestookt wordt met indrukken, sensaties, boodschappen, nieuws, trends en chaos - er komt meer input op ons af dan menselijkerwijs nog te verwerken is. De tijdsgeest is een beest met duizend koppen geworden en dat toont zich ook in de kunsten. De Roover merkt dus terecht op dat deze negen dichters een compleet verschillende poëtica en taal hanteren - het is er een logisch en interessant gevolg van. Maar daar houdt hij het bij, terwijl dat net het uitgangspunt had kunnen zijn voor een interessante bespreking.

    Nu blijven we achter met drie bladzijden bejaard gemompel. Spijtig.

    Adriaan de Roover, ik groet u.

    Rik Devriendt

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Fierens vergelijken met De Coninck is als Gandhi vergelijken met Stalin, kortom heeel erg grof en vooral, compleet uit de lucht gegrepen.
    Arme Andy ...

    BeantwoordenVerwijderen